Verhaal van Chiel Klaassen

Chiel Klaassen (1926-2000), schreef in 1995/1996 over een aantal van de belangrijke personen en ontmoetingen in zijn leven. Het hele boek, 101 pagina’s, is handgeschreven en veel van deze verhalen zijn zeer persoonlijk van aard. De verhalen geven wel een mooi beeld van het leven vroeger en bovendien wordt een aantal leden van de familie Klaassen beschreven.

Zoals onderstaand verhaal over zijn grootvader. Geloof, de dood en het leven na de dood vormen terugkerende thema’s in de verhalen van de 70-jarige Chiel. Ik heb ervoor gekozen het hele verhaal over te nemen en geen selectie te maken.

Dit is het verhaal van Chiel over zijn grootvader, Pieter Klaassen (1850-1934), de timmerman uit Hoofddorp.


Opa

Het was maar een klein dorpsstationnetje, daar aan de rand van het dorp, waar de trein stopte. Nou, trein, je kan beter zeggen van “treintje”: een oude stoomlocomotief, die zwarte rookwolken uitblies, daarachter twee personenwagens en daar nog achter een goederenwagen! Het treintje reed maar enkele malen per dag vanuit Haarlem en op Oudejaarsavond van 1934 is het er helemaal maar mee gestopt. Toen was de bus in opmars en deze reed ook maar enkele malen per dag.

Opa en Opoe (Piet en Sophie) Klaassen bij hun huis, met op de achtergrond het oude station van Hoofddorp.

Het was maar een klein ritje met de trein vanuit ons dorp naar het dorp waar Opa en Opoe (toen was het nog niet Oma) woonden. Tien minuten duurde het ritje, maar als klein kind vond je het een héél beleven, vooral als die grote locomotief sissend en blazend stilstond op het perron. Als je dan uit de trein stapte dan zag je Opa al zitten, op de bank voor het huis, uitkijkend wie er met de trein mee kwamen. Het treintje reed dwars door het polderland en je zag de boerderijen nu net van de andere kant, als je er langs reed.

En dan ging je, aan je Vaders hand lopend naar het kleine huisje waar de grootouders woonden. De omgeving van hun huisje was nog niet zo volgebouwd als nu, ze woonden aan de rand van het dorp. Vóór hen waren de weilanden waar in de zomer de koeien graasden en in het voorjaar soms schapen met lammetjes.

Vliegtuigen hoorde je toen nog niet, auto’s waren er héél weinig, om maar niet te spreken van al dat lawaai wat ons tegenwoordig teistert.

Ja, daar zaten ze beiden op de bank voor hun huisje. Opoe met een muts op (een harsenslapje noemden ze dat vroeger). Opoe was altijd bezig, de aardappelen moeten nog geschild worden en er was ook nog wel een sok waar een groot gat in zat! Je kon toch zo maar niet op de bank stil gaan zitten, stel je voor!

Opa zat naast haar, een zwart zijden petje op en met wit geschuurde klompen aan. Schoenen waren alleen bestemd voor de Zondag! Dan had hij ook een mooier petje op. Vaak kringelde er wat rook uit zijn pijpje, dat hij met genoegen rookte.

Het was maar een eenvoudig huisje waar ze in woonden. Twee ramen aan de voorkant (waar de bank tussen stond) en één raam opzij, met daarnaast de deur. Daartussen stond het kippenhok. Boven was nog een raam, dat was voor de grote zolder. Achter het huis was het “achtereind” (tegenwoordig zou dat “bijkeuken” heten), en daarachter was de schuur, waar ook de was gedaan werd. Voor het huis was de bloementuin en naast het huis was de groentetuin. En, daar mocht niemand van de kleinkinderen in komen. Dan was er nog de “bleek”, een klein grasveldje waar in de zomer de witte was te drogen en te “bleken” lag. Opa was timmerman en alle perkjes waren precies even lang en haaks.

Het was 1875, toen Opa tesamen met zijn broer een timmermanswerkplaats begon in dat toen nog kleine dorpje. Een werkplaats zonder machines, alles gebeurde met de hand! Als ze op karwei gingen, dan gebruikten ze de hondenkar. De broer deed altijd het klanten werk. Opa verzorgde de klusjes in de werkplaats. Als er hout nodig was dan kwam dat met de boot uit de stad, en moest het met een handkar naar de werkplaats gebracht worden. Als er voor een “haastklus” hout nodig was, dan gingen ze lopend naar de stad en kwamen lopend met het hout terug. Eén voorop en één achteraan, met het hout op hun schouders!

Toen de broers in dat dorp begonnen, bouwden ze ook hun eigen huis. Het is nu 1995 en het huis van mijn Opa bestaat nog steeds, nu wel in iets andere vorm.

Als je het huis binnenkwam, dan kwam je eerst in het “voorend” (nu heet dat de hal), daar kwamen alle deuren op uit. Door één van de deuren kwam je in de woonkamer, met de tafel in het midden, enkele stoelen er om heen, de rest aan de kant. Tussen de ramen stond een klein tafeltje, met daarop het theeblad met de kommetjes. Achter de deuren aan de kant waren de bedsteden. Door een andere deur kwam je in het achtereind, daar stond het fornuis om eten te koken, en in het midden een lange tafel, door Opa zelf gemaakt. Aan het ene eind van de tafel stond Opa’s stoel, aan het andere eind de stoel van Opoe. Aan de lange zijden waren de stoelen voor de kinderen. Rechts van Opa vijf stoelen voor de meiden, links zes stoelen voor de jongens! Ieder had zijn eigen plaats en daar werd niet van afgeweken. Ook had ieder zijn of haar eigen “deurpost”. Op nieuwjaarsmorgen moest je daar als kind rechtop tegen aan staan. Opa kwam dan met de “blokhaak”, zette een klein streepje op de post en dan met de houtbeitel een klein keepje in het hout. Dan wist je precies hoeveel je dat jaar gegroeid was!

Opa was niet erg “geletterd”. Ik weet niet eens of ze dagelijks een krant lazen. Wat hij wel las, dat was de Bijbel. En daar las hij dagelijks uit. Toen de meeste kinderen nog klein waren en ook later als ze thuis kwamen om te eten, dan werd na de maaltijd de Bijbel genomen en ging Opa daaruit voorlezen. Niet alles, want Hooglied, gedeelten uit Jacob of David sloeg hij over, dat was nog niet geschikt voor kinderoortjes! Hij las altijd wel een héél hoofdstuk, of het nu vijftien of veertig verzen bevatte, hij las het gehele hoofdstuk! En ieder die aan tafel zat luisterde! Nee, niet van tafel aflopen of spelen! Luisteren naar wat Opa las!

Het was geen strenge verordening, maar gewoon heilige eerbied voor wat Opa las: de bijbel! Na het dankgebed van Opa, dan mocht pas eenieder van tafel!

Opa was een man van de klok. In de timmerwerkplaats hing zijn grote horloge met een kast er om heen. Als het twaalf uur was dan stopte hij en ging naar huis om te eten. Hij klopte het zaagsel en de krullen van z’n broek en ging lopend naar huis. Midden op de brug die hij over moest, haalde hij zijn pruim uit z’n mond, liet deze over de leuning het water invallen. Mensen die in het nabijgelegen kantoor aan het werk waren en dat zagen zeiden tegen elkaar: “Het is twaalf uur, want Klaassen laat zijn pruim in het water vallen!”

’s Zondags ging het hele gezin naar de kerk. Opa met de jongens en Opoe met de meiden. Allemaal in het zondagse pak en op schoenen. Het is feest, want we gaan naar Gods huis!

De kinderen werden groter, trouwden en kregen zelf kinderen. En op Nieuwjaarsdag kwamen ze allemaal met hun kinderen, waar ook vandaan, naar Opa en Opoe om nieuwjaar te wensen. Alles kwam naar dat kleine huisje. Kwam je als Opa nog aan het bijbellezen was, dan bleef je rustig wachten, tot hij “Amen” zei, dan ging je pas naar binnen. Dan stond daar een grote wasteil met hele kleine oliebolletjes. Opoe had op Oudejaars dag de gehele dag staan bakken. En eenieder kreeg er voldoende van! Voordat je weer wegging had Opa nog een verrassing voor de kleinkinderen. Van iemand uit het dorp kreeg hij het blad “De Boerderij”. Daar knipte hij alle beestenplaatjes uit. Bij het weggaan kreeg ieder twee zwart-wit plaatjes en één gekleurde. Misschien lacht U er nu om, maar voor ons als kinderen was het een groot geschenk, dat vaak nog ingeplakt werd in een oud schrift.

Er zou nog veel meer te vertellen zijn van de twee mensen in dat kleine huisje. Van dat kleine theelichtje dat stond te branden met de theepot erop. Als het dan begon te schemeren, was het eet een klein kerkje met verlichte raampjes. Van de kleine balletjes die bewaard werden in dat kleine doosje en die je dan kreeg bij het theedrinken. Je nam zo’n babbelaar en liet hem heel langzaam wegsmelten, dan duurde het lekker lang! Van het zo maar stil aan tafel zitten en door de ramen zo maar zonder wat te zeggen naar buiten kijken!

Dingen, die je je nu in 1995 niet voor kunt stellen. In deze tijd waarin alles zo gejaagd is en vol rumoer. Leefden de mensen toen pas echt, zonder zo veel invloeden van buitenaf? Er was wel dreiging van buitenaf, maar binnen in het gezin vond men de rust. Heerlijke ervaringen waren dat!

Opa stierf vlak voor de oorlog. Hij was op en versleten. Hij wist dat, maar hij wist ook waar hij heen zou gaan! Dan lag hij maar zo stil in de bedstede, vaak met de ogen gesloten.

Op de laatste dag keek hij al zijn kinderen aan, één voor één, de jongens en de meiden, de groten en de kleinen. Hij keek ze aan en sprak toen: “Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven.” – Openb 14 vs 13. Dat stond ook op de rouwkaart, “en hun werken, volgen met hen!”

Opoe stierf enkele jaren later. Het was toen al oorlog en de laatste jaren verbleef ze bij één van haar dochters. Daar is ze ook in volle blijdschap naar haar Heer gegaan!

Hun graf is er nog in dat dorp. De grafsteen is al verweerd en hangt scheef, maar het is nog goed te lezen: “Hier rusten na volbrachte taak”

Opa en Opoe, geen grote mensen, voor de wereld klein, die het soms zo moeilijk konden aanvaarden, die genade die hun Heiland voor hen aan het Kruis volbracht heeft. Die toch moeite hadden met hun zonden, maar toch altijd weer de belofte vastgrepen om het in hun laatste maanden niet meer los te laten!

De laatste ontmoeting van mij met Opa? Toen hij ouder werd, niet meer werkte, zat hij vaak op de bank voor het huis. Als je dan zo stil, zonder iets te zeggen, naast hem kwam zitten, hoorde je hem héél zacht de psalmen voor zich uit zingen. De psalmen die hij zo lief had! En vanonder dat petje, glunderden zijn ogen, net of hij die mooie toekomst al héél dichtbij zag!

Toen op een stil moment legde hij zijn hand op mijn knie (ik was toen acht jaar) en keek me zo vol liefde aan. Die liefde was echt!

Ontmoetingen, dit was er één van. Niet zo maar oppervlakkig, maar deze ontmoeting was net als dat theekopje in dat vorige gedeelte: Héél breekbaar maar ook héél kostbaar.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.